Het is druk in de supermarkt hier om de hoek. Soms vind ik het aangenaam om door zo'n groot marketing-walhalla te struinen. Zo'n omgeving waarin aan alles is gedacht. De plek waar producten liggen, de vrijwel onzichtbare tonen van de verlichting, de geur van het afgebakken brood, de weloverwogen routing naar de kassa.
Rustig slenter ik rond, terwijl geleidelijk mijn mandje voller wordt. Gaandeweg valt me een oude echtpaar op. Ze zijn, pak 'm beet, ergens rond de zeventig. Ze zien er niet onbemiddeld uit. Ik zie dure kleding - ik vermoed merkkleding. Als hij een pak koffie uit het rek plukt, denk ik vanuit mijn ooghoeken een Rolex te zien. Beiden een trendy bril op de neus. Ik ruik een duur luchtje als ik langsloop. Ze praten net wat te hard - fout dus.
Ik vind het leuk om mensen waar te nemen. Niet om er een etiket op te plakken, maar gewoon om te bekijken, om waar te nemen. Om te bekijken wie zich hoe gedraagt. Soms om me af te vragen wie zich waarom hoe gedraagt. Of niet gedraagt.
Als mijn boodschappenlijstje is afgewerkt, loop ik naar de kassa. Verhip, daar staan die twee weer. Aan de kassa naast me legt hij de boodschappen op de lopende band; zij staat ondertussen in haar portemonnee te zoeken naar allerhande pasjes en kaartjes die je nodighebt om voorbij de kassa te komen. Even later staat hij de eerste spullen in de boodschappenkrat te stapelen.
Tijdens het pinnen stelt zij een vraag aan de kassajuf, die op dat moment de door haar gewenste koopzegels telt om af te scheuren. Het meisje kijkt op. Ze heeft de vraag niet verstaan of niet begrepen, dat ontgaat me. Wat me niet ontgaat, is dat ze even kwijt is hoeveel zegels ze nou heeft afgeteld.
Zij ziet het. Kan het niet laten. Onverbiddelijk en met een cynische glimlach. "Moeilijk, hè? Twee dingen tegelijk!" Hij barst uit in kort en luid schatergelach. Het meisje kijkt ongemakkelijk. Ik zie dat ze iets denkt, maar uit hoofde van haar functie spreekt ze het niet uit. Verstandig.
Meerdere mensen kijken op. Ook de kassajuf die mij op dat moment helpt, kijkt om. Op dat moment kijkt hij me aan. Enigszins triomfantelijk, het moet gezegd. En met een dikke grijns. Ik kijk terug. Strak. Zonder glimlach. Met een uitdrukking die ik ken van mezelf. Zo wil je niet aangekeken worden. Zeker niet vanwege een domme opmerking van je vrouw.
De grijns op zijn gezicht verstomt. Hij kijkt snel naar zijn kratje, waar hij in rap tempo de boodschappen in stapelt. Naast het stel loop ik naar buiten. Zij praat nog steeds veel te luid. Ik kijk hem nog een keer aan. Zelfde blik, zelfde effect. Terwijl ik doorloop, zie ik dat hij haar een por met zijn elleboog geeft. "Praat jij toch verdomme ook eens niet zo hard," hoor ik hem grommen. Ik gniffel.
Dit is de weblog van Paul Gubbels. Hier schrijf ik met enige regelmaat korte stukjes over van alles wat mij op- en invalt.
zondag 11 mei 2014
zondag 9 juni 2013
Op zwemles
Als een grande dame beent het kleine grote meisje voor me uit naar het zwembad. Ze heeft inmiddels vijf lentes op haar naam staan. Lentes die ze waardig is. De grootste van de klas, een taalvaardigheid waar menig zevenjarige niet van terugheeft, en als ze een sprintje trekt, heeft ieder jongetje van haar leeftijd het nakijken.
Tijd vliegt, zo wil het cliché. Maar dit cliché is zo waar. Het leek wel gisteren dat ik haar voor het eerst zag, die lentenacht in 2008. Haar eerste ademteug, die gepaard ging het met onvermijdelijke gehuil.
"Papa, ik heb er zin in. Ik vind zwemmen leuk," vertrouwt ze me toe. Ik merk aan haar intonatie dat ze het meent. Oprecht. Kleedhokje in, kleren uit, bikini aan en even snel onder de douche. Even later sta ik trots met een handjevol andere ouders te kijken naar het kleine grut. Als badmeester T. de kinderen roept, stappen ze in een keurig rijtje het trapje af, het zwembad in.
Iedere week zie ik haar vrijer worden in het water. Niet meer dat kleine meisje dat voorzichtig het water bejegent als een ver familielid, maar olijk gespetter en een grote glimlach op haar natte kindergezicht. Badmeester T. spreekt de kinderen bescheiden maar resoluut toe. Met zichtbaar gemak en plezier beweegt hij zich bekwaam tussen het spetterende spul.
Op een afstandje kijk ik toe, zonder dat ze het merkt. Tijdens de grondbeginselen van de aloude schoolslag gaat ze kopje onder. Iets te veel kopje en iets te diep onder, zo lees ik af aan haar gezichtsuitdrukking. Ja, ik ken mijn kinderen. Maar ze gaat stug door, gretig als ze is om nieuwe vaardigheden te leren.
Een kwartiertje later help ik haar met afdrogen in het kleedhokje. Ze vond het een leuke zwemles, zo heeft ze me dan al toevertrouwd. Maar dat wist ik al. De open blik waarmee ze me tegemoet stapte na de les, sprak boekdelen.
"Papa, ik kan heel goed zwemmen. Ik verdien al bijna mijn diploma." Haar pretoogjes kijken me aan. "Oh ja? Kun jij al zo goed zwemmen dan? Dat moeten we dan maar snel thuis aan mama gaan vertellen!"
Ze glundert trots. Net als ik.
Tijd vliegt, zo wil het cliché. Maar dit cliché is zo waar. Het leek wel gisteren dat ik haar voor het eerst zag, die lentenacht in 2008. Haar eerste ademteug, die gepaard ging het met onvermijdelijke gehuil.
"Papa, ik heb er zin in. Ik vind zwemmen leuk," vertrouwt ze me toe. Ik merk aan haar intonatie dat ze het meent. Oprecht. Kleedhokje in, kleren uit, bikini aan en even snel onder de douche. Even later sta ik trots met een handjevol andere ouders te kijken naar het kleine grut. Als badmeester T. de kinderen roept, stappen ze in een keurig rijtje het trapje af, het zwembad in.
Iedere week zie ik haar vrijer worden in het water. Niet meer dat kleine meisje dat voorzichtig het water bejegent als een ver familielid, maar olijk gespetter en een grote glimlach op haar natte kindergezicht. Badmeester T. spreekt de kinderen bescheiden maar resoluut toe. Met zichtbaar gemak en plezier beweegt hij zich bekwaam tussen het spetterende spul.
Op een afstandje kijk ik toe, zonder dat ze het merkt. Tijdens de grondbeginselen van de aloude schoolslag gaat ze kopje onder. Iets te veel kopje en iets te diep onder, zo lees ik af aan haar gezichtsuitdrukking. Ja, ik ken mijn kinderen. Maar ze gaat stug door, gretig als ze is om nieuwe vaardigheden te leren.
Een kwartiertje later help ik haar met afdrogen in het kleedhokje. Ze vond het een leuke zwemles, zo heeft ze me dan al toevertrouwd. Maar dat wist ik al. De open blik waarmee ze me tegemoet stapte na de les, sprak boekdelen.
"Papa, ik kan heel goed zwemmen. Ik verdien al bijna mijn diploma." Haar pretoogjes kijken me aan. "Oh ja? Kun jij al zo goed zwemmen dan? Dat moeten we dan maar snel thuis aan mama gaan vertellen!"
Ze glundert trots. Net als ik.
zondag 28 oktober 2012
Naar de kroeg
Het is een op een mooie zondagmiddag in de herfst als we neerstrijken op het terrasje. Tijd voor koffie met appeltaart. Buiten op het terrasje is het rustig. Binnen is er een dansmiddag. Oubollige muziek, afgezwakt door geluidwerend glas, komt me tegemoet. Binnen vooral zestigplussers. En ja, er wordt gedanst.
Een grijsharige man, jaartje of zeventig, staat voor de deur en kamt nog even zijn haren. Stopt de kam in de borstzak van zijn te grote colbertjasje en stapt naar binnen. Onwillekeurig dwalen mij gedachten af naar die ene vrijdagavond, lang geleden.
Ik stap met T. een cafeetje binnen voor een snel pilsje en om even bij te kletsen. Binnen blijken we de junioren van de kroeg te zijn. Omringd door mannen met grijze bakkebaarden en vrouwen in bloemetjesjurken bestellen we ons pilsje. T. en ik kijken elkaar bedenkelijk aan. Doen we dit? Ach ja.
Halverwege het pilsje valt het ons op. De overjarige dames vinden ons wel gezellig. "Dag jongeman," zegt een vriendelijke, oudere dame tegen T. Ze staat te dicht bij hem en wrijft over zijn onderarm. Arme T. kijkt me fronsend aan. Ik lach, terwijl de foute schlagermuziek in mijn oren toetert.
Even later vraag ik of hij een pen heeft, zodat ik een e-mailadres kan noteren dat hij noemt. "Ik heb wel een pen voor je," hoor ik een vrouwenstem naast me zeggen. "Pak maar," en ze stopt de pen schaterlachend in haar decolleté. Verbaasd kijk ik de rimpelige diepte in. Nee, daar waag ik me niet aan.
Opnieuw kijkt T. me fronsend aan. Als een boer met kiespijn lacht hij naar de opdringerige dame naast hem.
Een paar meter verderop zie ik twee oudere heren ruzie maken. Het gaat overduidelijk om de gunst van een dame. De gemoederen lopen hoog op en de dame in kwestie doet haar best de twee kemphanen te scheiden.
T. en ik kijken elkaar veelzeggend aan. Snel naar buiten. Vlak voor de uitgang voel ik nog een hand over mijn billen glijden. "Zooooo, wat een kontje," zegt een vrouwenstem schuin achter me. Ik hoor meerdere vrouwen lachen.
"En nu naar een normale kroeg," zegt T. zuchtend als we buiten staan. We lachen. En voegen de daad bij het woord.
"Ze heeft je hulp nodig," hoor ik mijn vrouw zeggen. "Waar ben je met je aandacht?" Ik ben meteen weer in het hier en nu. Naast me zit mijn jongste dochtertje. Ze probeert met een rietje van haar drinkyoghurt te slurpen, maar dat lukt haar niet helemaal. Tevreden lacht ze naar me als ik haar help. Ik word er vrolijk van en moet even denken aan T. Wat zouden we gelachen hebben als we hier op dit terras hadden gezeten.
Een grijsharige man, jaartje of zeventig, staat voor de deur en kamt nog even zijn haren. Stopt de kam in de borstzak van zijn te grote colbertjasje en stapt naar binnen. Onwillekeurig dwalen mij gedachten af naar die ene vrijdagavond, lang geleden.
Ik stap met T. een cafeetje binnen voor een snel pilsje en om even bij te kletsen. Binnen blijken we de junioren van de kroeg te zijn. Omringd door mannen met grijze bakkebaarden en vrouwen in bloemetjesjurken bestellen we ons pilsje. T. en ik kijken elkaar bedenkelijk aan. Doen we dit? Ach ja.
Halverwege het pilsje valt het ons op. De overjarige dames vinden ons wel gezellig. "Dag jongeman," zegt een vriendelijke, oudere dame tegen T. Ze staat te dicht bij hem en wrijft over zijn onderarm. Arme T. kijkt me fronsend aan. Ik lach, terwijl de foute schlagermuziek in mijn oren toetert.
Even later vraag ik of hij een pen heeft, zodat ik een e-mailadres kan noteren dat hij noemt. "Ik heb wel een pen voor je," hoor ik een vrouwenstem naast me zeggen. "Pak maar," en ze stopt de pen schaterlachend in haar decolleté. Verbaasd kijk ik de rimpelige diepte in. Nee, daar waag ik me niet aan.
Opnieuw kijkt T. me fronsend aan. Als een boer met kiespijn lacht hij naar de opdringerige dame naast hem.
Een paar meter verderop zie ik twee oudere heren ruzie maken. Het gaat overduidelijk om de gunst van een dame. De gemoederen lopen hoog op en de dame in kwestie doet haar best de twee kemphanen te scheiden.
T. en ik kijken elkaar veelzeggend aan. Snel naar buiten. Vlak voor de uitgang voel ik nog een hand over mijn billen glijden. "Zooooo, wat een kontje," zegt een vrouwenstem schuin achter me. Ik hoor meerdere vrouwen lachen.
"En nu naar een normale kroeg," zegt T. zuchtend als we buiten staan. We lachen. En voegen de daad bij het woord.
"Ze heeft je hulp nodig," hoor ik mijn vrouw zeggen. "Waar ben je met je aandacht?" Ik ben meteen weer in het hier en nu. Naast me zit mijn jongste dochtertje. Ze probeert met een rietje van haar drinkyoghurt te slurpen, maar dat lukt haar niet helemaal. Tevreden lacht ze naar me als ik haar help. Ik word er vrolijk van en moet even denken aan T. Wat zouden we gelachen hebben als we hier op dit terras hadden gezeten.
Abonneren op:
Posts (Atom)