maandag 26 februari 2018

Naar de hamburgergigant

We komen uit het zwembad en de kinderen hebben honger. Niet zo gek ook. De lunch ligt al de nodige uren achter ons. Ik kijk op mijn horloge. De tijdzone die de mensheid etenstijd pleegt te noemen komt gevaarlijk dicht in de buurt. Toegegeven, ik lust inmiddels ook wel wat.
Mijn nazaten maken er geen geheim van. Ze hebben zin in patat. Patat. Van al het eten waar ik nu géén zin in heb, staat patat het hoogst genoteerd. Mijn vrouw kijkt me met gefronste wenkbrauwen aan. Ja, ach, we rijden gewoon naar 's werelds bekendste hamburgergigant. Ik doe er mezelf geen plezier mee - mijn vrouw evenmin. De kinderen worden er in ieder geval blij van, en dat is ook al wat.

Om te bestellen hoef je er tegenwoordig niet meer naar de balie. Je tikt op een groot touchscreen aan wat je wenst - het idee bevalt me. De prijs van het feestmaal niet. Voor een hoopje patat, een paar burgers, wat kipnuggets en iets te drinken betaal ik ijskoud dertig daverende euri's.
Op logistiek gebied hoef je ze hier niets te leren, want voordat we naar een tafeltje zijn gelopen, zie ik op een scherm dat onze bestelling al klaar is. Terwijl de kinderen hun jassen nog staan uit te trekken schuif ik twee gevulde dienbladen voor de drie hongerige kinderneuzen en voor mijn vrouw.
Meer verpakkingsmateriaal dan eten, bedenk ik als het zo bekijk. Met links gluur ik nog even naar het kassabonnetje. Had ik niet moeten doen, want mijn honger is gelijk verdwenen. Al kan dat ook komen door de gezouten patat. Terwijl ik er mijn vingers aan vuil maak, vraag ik me af waar ik het meeste voor betaal: voor het zout dat erover is gestrooid of voor de patat zelf. Met het zout dat op mijn portie Franse friet ligt, kunnen ze bij Rijkswaterstaat de A2 tussen Utrecht en Maastricht een hele week lang sneeuw- en ijsvrij houden.
Ik zie mijn kinderen vrolijk eten. Als ik vraag of het smaakt, knikken ze alle drie volmondig ja - met de nadruk op volmondig. Over smaak valt kennelijk niet te twisten, zelfs niet met je kinderen. Ik stel de vraag niet aan mijn vrouw; haar smaakbeleving lijkt enigszins op die van mij.

Mijn gevoelens voor deze tent zijn eind jaren tachtig definitief beklonken toen ik het boek 'Ganz unten' las van Günther Walraff. Deze Duitse journalist werkte twee jaar lang undercover als Turkse gastarbeider bij allerlei bedrijven in het toenmalige West-Duitsland. Zo ook bij deze hamburgergigant. Zijn bevindingen logen er niet om.
Inmiddels ligt op de twee dienbladen alleen nog verfrommeld verpakkingsmateriaal - een fikse berg, het moet gezegd. De buikjes zijn gevuld, de gezichtsuitdrukkingen staan op tevreden. Alhoewel, ze willen nog graag een toetje. Nog voordat ik het woord 'fastfood' kan uitspreken, sta ik weer aan het touchscreen voor drie milkshakes, een ijskoffie en een ijsje. Vijftien euro lichter en met een vol dienblad loop ik terug naar onze tafel.
De teller staat op 45 euro, constateer ik met hetzelfde gemak als waarmee ik constateer dat ik mijn aanbevolen dagelijkse hoeveelheid suiker, zout en verzadigde vetten vorstelijk heb overschreden. Het kost een paar cent, maar dan héb je ook wat. Ik wil weg. Ik wil naar huis. En ik heb honger.