vrijdag 13 september 2019

Bloed, witte jassen en tranen

Een jonge, vriendelijke arts-assistent roept ons naar binnen. Ze kan maar moeilijk inschatten wat haar staat te wachten. Ook ik weet het niet helemaal, maar ik heb haar vooraf uitgelegd dat er beslist niets pijnlijks gaat gebeuren. Want sommige artsen doen je nu eenmaal pijn, alle goede bedoelingen ten spijt.

De arts-assistent stelt vragen. Ze geeft antwoord. Hij maakt wat aantekeningen, zet hier en daar wat gegevens in zijn computer. Ze wordt gemeten en gewogen en mag weer wat vragen beantwoorden. Dan moet ze zich uitkleden. Ze kijkt me twijfelachtig aan. Uitkleden? "Dat mag achter het gordijn, hoor," glimlacht de arts-assistent haar bemoedigend toe. Even snel als zakelijk rondt hij vriendelijk zijn onderzoek af. Alhoewel, eerst snel nog even naar de andere kant van het ziekenhuis voor een röntgenfoto en een buisje bloed.
De foto is peanuts, klaar terwijl u wacht. Voor het buisje bloed moet ze de volgende ochtend terug - nuchter en wel.
"Prikkamer, wat een akelig woord," zegt ze als we in de wachtruimte zitten. "Je hebt gelijk," zeg ik. "Maar mooier kunnen we het niet maken. Bloedafnamekamer?" Hoe groot ze ook is, ze wordt steeds kleiner naarmate ons volgnummer nadert. Leunt tegen me aan, hoofd op mijn schouder. Ping, nummer 66. Opstaan en naar binnen.
Twee buisjes bloed lichter loopt ze even later mee naar buiten. Haar arm doet pijn. Ik zie een traan. Trek haar tegen me aan. "Kom, je hebt het gehad. Ik breng je naar school." Ze knikt instemmend en veegt met mijn zakdoek haar ogen droog. Bloedprikken, da's niet haar ding. Ik zeg dat ze op me lijkt. We lachen samen.

Ik ben nog geen vijf minuten thuis of de tandartsassistente belt. Of de afspraak voor mijn dochter eerder kan. Twee dagen later zit ze weer naast me in de auto, op naar de tandarts! Een kies moet eruit vanwege een beugel die eraan zit te komen. Ze heeft zichtbaar angst. "Ik wil niet. En waarom moet die kies eruit?" Ik vertel haar nog een keer wat de orthodontist ons een week eerder heeft uitgelegd. Desalniettemin, tranen met tuiten.
Ze wil mijn hand vasthouden als we naar binnen gaan. Eenmaal in de behandelkamer zijn haar handen ronduit klam. Haar ogen groot. Haar wangen bleek. Een paar prikjes ter verdoving, zegt de tandarts en voegt de daad bij het woord. Ze knijpt hard in mijn hand. Ik sta ernaast en kan niets doen - maar dat is prima voor dit moment.
Hoeveel ze ook voelt, ze voelt geen pijn. Zoveel is zeker. Snel en behendig verwijdert de tandarts de kies. "Die mag je hebben. Als bewijs van moed," lacht hij haar toe en overhandigt haar een opgevouwen tissue met daarin het kostbare kleinood. Ik zie een kleine glimlach op haar bleke gezicht.
Buiten vloeien de tranen weer. "Papa, ik ben moe. Ik wil naar huis." Ik sla een arm om haar heen, ze legt haar hoofd op mijn schouder en huilt. Ik begrijp het wel.
"Jij hebt je week wel weer gehad," zeg ik als we wegrijden. "Kan het erger worden dan dit?", vraagt ze vertwijfeld. "Nee, het wordt niet erger dan dit. Je bent klaar. En je bent moedig," zeg ik naar waarheid. Ze pakt haar telefoon. Snel een berichtje naar mama dat de kies eruit is. Afleiding.
Ze wordt groot. En ik ben trots op haar.

3 opmerkingen:

  1. En terecht. En ik ben blij dat ze niet dezelfde tandarts heeft als haar vader op die leeftijd ;-)

    Sterkte voor je dappere dochter! Groet, Astrid Jongboom.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hoi Astrid, gelukkig bestaan dergelijke paardendokters niet meer!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ooh moedige meid! Ze worden inderdaad groot en zullen heel veel andere dingen gaan beleven.
    Wij hadden echte paardendokters en de schooltandarts die met de martelbus de scholen afging en iedereen amalgaanvullingen in de tanden boorden ook al had je geen gaatjes. "Voorkomen, is beter dan genezen", heette het toen, met alle gevolgen van dien in het volwassen leven 😥.

    BeantwoordenVerwijderen