donderdag 26 januari 2017

In de ambulance

De pizza's zijn op en de kinderen krijgen zo hun toetje. Terwijl ik de tafel afruim, loopt mijn vrouw naar mijn werkkamer om de notebook naar beneden te halen. Na het eten heeft ze een Skype-afspraak.
Tussen de drukte van de kinderen door hoor ik opeens een doffe dreun. Daar valt iets, denk ik. Of iemand. Hier of bij de buren? Intuïtief loop ik naar de hal. Toch even een blik werpen. Maar zodra ik de deur open, hoor ik haar al luid jammeren van de pijn. Niet denken, handelen. In twee stappen sta ik boven, op de overloop. Lange benen zijn soms best handig.

Ze ligt op haar rug, onder aan de trap naar de zolder. De notebook in de verkeerde richting dubbelgevouwen naast haar. Ik zie een gepijnigd gezicht, ik hóór de pijn. Op het moment dat ik de volkomen overbodige vraag wil stellen of alles goed is, besluit ik eerst te onderzoeken of ze gevoel heeft in haar benen. En dat heeft ze - goddank. Ze kan voeten en tenen ook bewegen. Mooi, dan kunnen we al een paar vervelende uitkomsten wegstrepen.
Haar heup doet enorm pijn, net als haar rechterbovenbeen. Het lukt haar niet overeind te komen. De kleinste beweging veroorzaakt immense pijn.
Zo snel als ik boven was, zo snel heb ik even later in de huiskamer de telefoon te pakken. Het kreng gaat wel tien keer over voordat ik eindelijk een 112-ambulance-meneer aan de lijn krijg. En omdat ik vermoed dat ik die avond nog op de spoedeisende hulp ga belanden, bel ik ook maar meteen M. en T., die alles uit handen laten vallen en meteen aanrijden. Want ook voor de kinderen moet worden gezorgd als pa en ma van huis zijn.

De twee ambulancemannen steken hun vakkennis niet onder stoelen of banken. Ondanks haar onbeweeglijkheid en priemende pijn zijn ze positief gestemd over wat er mis kan zijn. Even later wordt ze met brancard en al achterin de kanariegele ziekenauto geschoven. Zonder na te denken stap ik in en ga naast haar zitten.
Een jonge arts heet haar welkom op 'zijn' spoedeisende hulp en besluit röntgenfoto's te laten maken. Ik word naar de wachtkamer gedirigeerd en probeer daar gelaten te genieten van een beker automatenkoffie.
Als ik even later bij mijn vrouw word geroepen, laat de arts ons nog ruim driekwartier wachten op het verlossende woord. Niets gebroken. Wat het wel is, moet worden gedempt door de zware pijnstillers die hij haar voorschrijft. Vermoedelijk iets met spieren, maar dat is meer het territorium van de fysiotherapeut, zo luidt het devies. U mag naar huis, en daar moet u het mee doen.
Sta ik dan, 's avonds laat, zonder auto en met een vrouw die amper lopen kan. Ik bel M., die ons direct komt halen, de kanjer. Via de dienstapotheek rijden we naar huis, waar twee paar kinderoogjes vragend naar mama kijken en willen weten hoe het haar is vergaan. Het derde - en jongste - paar oogjes is dan al vredig in slaap gevallen.

Als ik dit schrijf, heeft de fysiotherapeut inmiddels zijn werk gedaan. Pijn en ongemak zijn daarmee voltooid verleden tijd. En die Skype-afspraak moet ze nog maar een keer opnieuw inplannen. Deze keer is het mijn beurt om de notebook naar beneden te halen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten