dinsdag 5 januari 2016

Een ander ritme

Kamers hebben hier geen nummers, maar namen. Hoewel ik het kasteel ken, weet ik mijn naam - of althans, mijn kamer voor de komende dagen - niet te vinden. De aardige mevrouw loopt met me mee.
Ik steek de sleutel in het slot, hou even mijn adem in en open de deur. Mijn kamer heeft de welluidende naam Oosterkim. Voor me zie ik een kleine tweepersoons kamer. Gelukkig is-ie voor mij alleen, want met z'n tweeën zou het hier krap zijn. Mijn reistas zet ik op de grond en loop naar de dakkapel. Door het venster zie ik de slotgracht met vrolijk kwakende eenden. Daarachter een weiland, omzoomd door een beekje en bos. Veel bos. De zon lacht me toe. Ik lach terug. Fijn, ik ben er weer.

Het is mijn tweede bezoek aan deze plek. Vorig jaar was ik hier ook. En ook toen vond ik hier de rust en de stilte die ik zocht. Met aardige mensen om me heen die allemaal hetzelfde zochten. En vonden. Dit jaar zal het niet anders zijn.
Als ik aan het begin van de middag ga eten, loop ik A. tegen het lijf. Hij is er ook weer, net als toen. Samen met zijn vrouw. En ook met C. wissel ik een warme handdruk uit. Mensen met wie ik de komende dagen nog de nodige kopjes koffie drink en fijne gesprekken voer.
Tussen die kopjes koffie door zit ik rustig op mijn kamer. Achter het bureau aan het raam, waar ik in mijn schrijfmap aantekeningen maak. Met de vulpen die al zo'n 25 jaar in mijn rechterhand ligt, en die al heel wat van mijn gedachten en ideeën uit de kroon heeft laten vloeien. Tussendoor wandel ik door de bossen over het landgoed, waar ik in de modder mijn voetsporen achterlaat. I was here.
's Avonds wandel ik met een handjevol anderen steevast naar de naburige abdij voor de completen. Het monotone psalmengezang van de Benedictijner monniken tijdens hun dagsluiting maakt indruk. Iedere keer weer. En hoewel ik claim niet gelovig te zijn, lijkt het hier toch steeds alsof ik een hand op mijn schouder voel. Niet zomaar een hand, maar een Hand. Het is een gevoel dat bij me blijft als we door het donkere bos teruglopen, en dat me ervan weerhoudt om nog met de anderen een gezamenlijk wijntje te pakken in de gezellige huiskamer. Ik wil naar de stilte van mijn Oosterkim.

In de loop der dagen onthaast ik genadeloos. Het ritme van thuis vervliegt en lijkt bijna iets van lang geleden. Af en toe krijg ik een berichtje van het thuisfront - al dan niet met een foto van de kinderen. Ze maken het prima, redden het best zonder mijn aanwezigheid.
Dan komt na een paar dagen weer het onvermijdelijke afscheid. Niet alleen van de plek en de rust, maar ook van de mensen. En nog voordat ik die ochtend mijn laatste kopje koffie kan leegdrinken, staat mijn vrouw naast me. Wat later stap ik in de auto en rijden we het landgoed af. Weg van het rustieke, terug naar de bewoonde wereld. En net als vorig jaar toen ik hier wegreed, weet ik niet of ik hallo moet zeggen tegen mijn dagelijkse leven of tot ziens tegen de rust van deze karakteristieke plek. Ik blijf mezelf het antwoord schuldig. En dat is oké.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten