Niets zo fascinerend als tijd. Onzichtbaar, maar overal aanwezig. Ongrijpbaar, maar feilloos te meten. Sinds jaar en dag heb ik er een chronisch gebrek aan. Het pijnlijke besef kwam weer eens toen ik deze weblog bekeek en tot mijn grote schrik en spijt zag dat mijn laatste blog van juli 2011 was. Als ik dit typ, is het januari 2012. Tel uit je winst.
Tijd is schaars dezer dagen. Vooral sinds ik kinderen heb, want die kosten nou eenmaal veel tijd. Kinderen, een huishouden draaiend houden, een nagenoeg voltijdse baan. Onderwerpen genoeg, inspiratie te over, maar het verstrijken van de tijd is helaas onverbiddelijk. Het schrijven van een blogje schuift dan met speels gemak snel naar de achtergrond.
Sta ik dan. Met mijn weblog die ik zo graag op gezette tijden wilde bijhouden. Laat het een goed voornemen zijn voor 2012: weer geregeld achter het toetsenbord kruipen – tijd of geen tijd – en mijn kronkels hier vastleggen voor wie ze maar lezen wil.
Eén probleem: ik hou niet van goede voornemens. Laat dit de uitzondering zijn die de regel bevestigt.
Dit is de weblog van Paul Gubbels. Hier schrijf ik met enige regelmaat korte stukjes over van alles wat mij op- en invalt.
maandag 30 januari 2012
donderdag 14 juli 2011
Basisschool
Het kleine meisje kijkt uit over het schoolplein. Allemaal spelende kinderen. “Kijk, papa ! Een schommel!” roept ze opgetogen. Ja, ik zie de schommel. Ze staat naast me en kijkt goedkeurend rond. Ze is drie jaar. En dus wordt het tijd om uit te zien naar een geschikte basisschool.
We lopen naar binnen. Na een informatief gesprek met de directeur lopen we door het gebouw. Tijden zijn veranderd, merk ik. De directeur voert vrolijke gesprekjes met het kleine meisje. Ik zie rode muren, oranje muren, veel speelgoed, vrolijke kinderen, tekeningen aan muren, smartboards waarop in alle kleuren van de regenboog wordt geschreven.
Een onderwijzer begroet het kleine meisje op zijn eigen, vakbekwame manier. Uiteraard met een vrolijke lach en een uitgestoken hand. Ze wordt er verlegen van. Verstopt zich veilig achter papa . Maar haar ondeugende oogopslag verraadt dat ze het leuk vindt.
Onderwijzers op slippers en in veelkleurige korte broeken. Hoe anders was dat in mijn basisschooljaren. Een bijna honderd jaar oud schoolgebouw met hoge, galmende gangen. Kraakhelder en smetteloos witgekalkt. Net als de klaslokalen met hun hoge plafonds. ’s Ochtends in de rij staan op het schoolplein, wachten op de bel. Niks schommel. En rij aan rij naar je klaslokaal. Jas ophangen en snel naar binnen, zitten en boeken op je bank. Vragen? Vinger opsteken. Geen vragen? Dan mond dicht en opletten. Aan het hoofd een strenge non, die beslist geen vrolijke gesprekjes voerde met ons, nederige leerlingen.
Maar zoals gezegd, tijden zijn veranderd. Ik zou niet willen dat mijn kleine meisje op een dergelijke school terechtkwam. Nee, laat haar schommelen op het schoolplein, werken aan haar taken, leren met groepjes medeleerlingen en vooral als mens – met al haar sterke en zwakke kanten – worden gewaardeerd door haar onderwijzers. Want dat was in haar papa ’s basisschooltijd nog een utopie.
maandag 27 juni 2011
Papa
Het is een vrolijke, zomerse dag als ik dit typ. Net als toen. Die vrolijke, zomerse dag in 1985, ergens in juni. Terwijl ik die dinsdagochtend op school zat, de laatste dag voor de proefwerkweek, voltrok zich een paar kilometer verderop de tragiek.
Twee dagen eerder had hij aan de eettafel nog verteld over zijn eigen vader. Een bink van een vent, gesneden uit het juiste eikenhout, begraven op zijn tachtigste verjaardag. Maar tot het eind toe kaarsrecht van gestalte, fier en trots als altijd. “Als ik die leeftijd op die manier mag bereiken, dan zal ik een tevreden man zijn,” weerklinken zijn woorden nog in mijn herinnering.
Amper 48 uur later was daar het noodlot. Snel en onverwacht, zoals het noodlot hoort te zijn. Maar vooral pijnloos. Eigenlijk precies zoals hij het zelf gewild zou hebben. Laat dát maar mijn schrale troost zijn.
Na schooltijd ging ik kijken waar hij bleef. En daar lag hij. De man die was wat ik in die dagen wilde zijn. De man die kon praten met zijn scherpe blik of door slechts eenvoudig zijn wijsvinger op te steken. De man die mannelijk en trefzeker was en nimmer enige ruimte overliet voor twijfel, van welke aard of herkomst dan ook. De man die het antwoord had op al mijn vragen en die mijn gedachten al had geraden nog voordat ik ze helder in mijn hoofd had.
Stilletjes heb ik nog even bij hem geknield. Een paar woorden tegen hem gesproken. Even zachtjes in zijn koude, stijve linkerhand geknepen. En nog voordat ik me realiseerde dat ik de aanblik niet kon verdragen, ben ik hulp gaan halen. Dat was het laatste wat ik voor hem kon doen. En ook het enige juiste.
Dezer dagen is het 26 jaar geleden. Soms hoor ik zijn stem nog wel eens. De trekken van zijn gelaat herinner ik me nog exact. En verdomd, pas nog… toen ik de luier van mijn jongste dochtertje verschoonde, keek ze me aan met die typische glimlach die ik me herinnerde van vroeger. Die glimlach die op zijn gezicht verscheen als hij zich een tevreden man toonde.
Zeker weten dat hij op dat moment over mijn schouder meekeek. Of over haar schouder. En dat hij tevreden was.
Abonneren op:
Posts (Atom)