donderdag 10 maart 2011

Tatoeage

Snel wat inkopen gedaan in de stad. Nu nog even afsluiten met een cappuccino bij mijn favoriete koffietentje. Ik zoek een rustige plek uit en plof neer.
Op bestelling zet een serveerster wat later mijn welverdiende cappuccino voor me neer. Haar linkerpols wordt gesierd door een opvallende tatoeage. Ik zie allerlei sierlijke krullen. Het lijken wel letters uit een antiek geschrift, maar zeker weet ik het niet. Nieuwsgierig als ik ben, besluit ik het haar te vragen als de gelegenheid zich daartoe aandient.
Nog een paar keer loopt ze langs me, en steeds dwaalt mijn blik af naar die pols.
Als de bodem van mijn kop cappuccino me witjes aankijkt, sta ik op en trek mijn jas aan. Ze staat bij de kassa. Tijdens het afrekenen spreek ik haar aan op de tatoeage.
Ze kijkt me even verward aan. Dan verschijnt er een open blik. Het blijken de initialen van haar ouders te zijn.
“Mijn ouders zijn gescheiden. Mijn vader is Russisch. Hij is na de scheiding teruggegaan naar zijn vaderland. Ik zie hem amper nog. Nu heeft hij kanker en wordt hij daarvoor behandeld, maar het gaat niet goed met hem.”
Ze vertelt me kort over zijn slopende ziekte. Over het contact op afstand. De pijn die haar dat doet. En hoe graag ze hem zou willen steunen. Maar sommige afstanden zijn nou eenmaal onoverbrugbaar.
En hoewel haar ouders gescheiden zijn, is ze zich er erg van bewust dat zij als een brug tussen de twee staat. Ze hebben haar gevormd, haar gebracht tot waar ze nu is.
“En dat wil ik graag onvoorwaardelijk en altijd bij me dragen,” zegt ze krachtig. “Ook als papa doodgaat.”
De symboliek vind ik mooi, al zou ik er zelf geen tatoeage voor over hebben.
Als ik buiten kom, maakt een koude bries een eind aan mijn gedachten. Alles is vergankelijk. Daar verandert een tatoeage niets aan.

woensdag 2 maart 2011

Vertrouwen

Voorzichtig nip ik aan mijn glas wijn. Buiten, in de verte, klinken de doffe klappen van vuurwerk. Door de gordijnen zie ik de lichtflitsen die horen bij siervuurwerk. De jaarwisseling ligt alweer een tijdje achter ons, dus ik vraag me af welke reden iemand heeft om nu dit vuurwerk af te steken.
Kindergehuil haalt me plots uit mijn gedachten. Mijn vrouw en ik kijken elkaar even aan. Ik spring op en loop naar de slaapkamer van het grote kleine meisje.
Ze staat rechtop in haar bed en kijkt me verschrikt aan met vochtige oogjes. “Papa! Papa!” Ze strekt haar armen naar me uit, ten teken dat ik haar moet oppakken.
Ik til haar op en spreek haar lieflijk toe. Buiten nog steeds knallen en lichtflitsen. Ik besluit met haar naar het raam te lopen en de gordijnen te openen. Samen kijken we naar het vuurwerk, dat een paar straten verder de hemel in knalt.
Al snel is ze het met me eens dat vuurwerk best mooi is om naar te kijken. Met grote ogen kijkt ze uit het raam. Ik trek haar rillende, kleine lijfje tegen me aan. Geleidelijk wordt ze rustiger.
Als de gekleurde sterrenregen en het geknal ophouden, sluit ik de gordijnen en loop ik door het donker terug naar haar bed. Onder het vage schijnsel van haar Nijntje-bedlamp leg ik haar onder haar dekbed.
Zenuwachtig en vragend kijkt ze me aan. Ik zing haar favoriete slaapliedje, terwijl ik haar hand vasthoud.

In ’t groene dal, in ’t stille dal
waar kleine bloempjes bloeien

Het kinderhandje ontspant. Haar ogen worden kleiner.

daar ruist een blanke waterval
en druppels vallen overal

Haar pupillen draaien weg. Oogjes vallen dicht, maar gaan toch ook weer even open.

om ieder bloempje te besproeien,
ook het kleinste, ook het kleinste…

De oogjes zijn nu dicht. Ik leg haar hand onder het dekbed en zie toe hoe vredig ze in slaap is gevallen. Vol vertrouwen.
Ik krijg het warm en koud tegelijk. Wat is het mooi om papa te zijn.

donderdag 24 februari 2011

Scherven brengen geluk

We lopen gedrieƫn de trap af, door de deur naar buiten. Ik ga links meteen de hoek om. Binnen bij de bar staan al wat bekenden met wie ik een praatje wil maken, zo zie ik door de glazen deur. Die op slot blijkt te zijn.
Een doffe klap, oorverdovend glasgerinkel. En dan is er bloed. Veel bloed. Het druipt van mijn gezicht, het zit aan mijn handen en aan mijn linkerknie. Er staat meteen iemand bij me om te verifiƫren of ik geen slagaderlijke bloeding heb. Nee dus.
De man pakt me bij de arm en neemt me mee naar binnen. Zitten en de schade opnemen. Ter hoogte van mijn knie is mijn broek gescheurd. Ik kijk ernaar en realiseer me opeens dat ik pijn voel.
Een van de bekenden – hij is goud waard – knipt de pijp van mijn splinternieuwe jeans open en stelpt de bloeding. Ik hou een handdoek aan mijn neus, waar het bloed uit gutst.
Even later kijkt een vriendelijke verpleegster op de Spoedeisende Hulp me onderzoekend aan. Nee, geen drank, geen drugs. Gewoon ’n dom ongelukje. Een schijnbaar emotieloze arts komt binnen, stelt dezelfde vragen en gaat aan de slag.
De snee in mijn neus is geen item. Niets meer aan doen, nooit meer over praten. Een ander verhaal vormen de twee snijwonden in mijn been. De naald van de verdovingsspuit verdwijnt vier keer in de open, bebloede huid. Ik kerm van de pijn, en mag ongeremd knijpen in de handen van Peter en Maurice, die me trouw terzijde staan.
De verdoving lijkt maar deels te werken. De hechtingen aan de eerste wond voel ik amper, maar als de arts mijn tweede wond hecht, lijken hemel en aarde te vergaan. Op lokaal niveau, dat wel. Ik knijp opnieuw in de handen van die twee kanjers en kreun. Hun aanwezigheid houdt me overeind.
De vriendelijke verpleegster maakt er een mooi kunstwerkje van met gaas en tape en dicteert de spelregels voor de komende tien dagen. Als ik van de behandeltafel klauter, hangt de roodbevlekte linkerpijp van mijn jeans los langs mijn gehavende been. Dat wordt een nieuwe – de tweede in anderhalve week.
Even in de spiegel kijken. Een mooie, rechte snee loopt diagonaal over mijn neus. Getekend voor het leven! Op mijn voorhoofd een fikse bult.
Ik glimlach even naar mezelf en relativeer pijn en schrik. Geluk zit in een klein hoekje.