donderdag 17 september 2015

Het onverbiddelijke

Alvleesklierkanker. Zo eenvoudig was de diagnose. Het antwoord op allerlei klachten, door de man in een witte jas gebundeld in één woord. Behandeling, zeker ook gelet op zijn leeftijd - 83 jaar, niet meer aan te bevelen. Niets doen dus en verworden tot een tikkende tijdbom. Ondertussen hulpeloos toekijkend hoe zijn vrouw aan Alzheimer ten onder ging en daarmee in een verzorgingshuis belandde.
Natuurlijk blijft het dan niet goed gaan. Geleidelijk aan maakt die ene onverbiddelijke diagnose zichzelf waar. Steeds meer klachten, steeds minder mogelijkheden. Het een bleek omgekeerd evenredig aan het ander. Hij toonde zich steeds nuchter en realistisch. Of dat een façade was, zal ik nooit weten. Wat ik wél weet, is dat hij altijd wel van het nuchtere soort was. Geen poeha, het leven is hier en nu.
Toen kwam de dag dat hij niet meer thuis kon wonen. Het antwoord op de hulpvraag was snel gegeven. In het hospice waar hij belandde, leek hij aardig zijn draai te vinden. De keren dat ik hem daar bezocht, maakte hij een tevreden, berustende indruk. Hij had er een mooie kamer, in een mooi oud gebouw, in een mooie omgeving. Maar geen enkel hospice is zo mooi dat je er direct wil liggen.
Ooit een stevig gevuld vent, gezellig buikje, ronde wangen, 106 kilo schoon aan de haak. Nu een oude, vermagerde man. "Ik heb geen vulling meer," grapte hij toen ik hem voor het laatst zag. Hij tilde zijn arm op en liet zien hoe los de huid bungelde onder zijn bovenarm. Rustig keek hij om zich heen vanuit zijn comfortabele fauteuil. Tamelijk verzwakt, in gewicht nog net niet gehalveerd en dus in niets meer lijkend op wat en wie hij ooit was.
En zo bleef hij rustig doorgaan. Beetje tv kijken, beetje slapen, beetje nieuws kijken op zijn notebook. En af en toe nog eens mee naar buiten. In een rolstoel, dat wel. Tot die zondag. Dat hij zijn bed niet meer uit kon. Dat hij meteen wist dat het niet goed was. In de loop van de dag werd de pijnstilling opgevoerd.
Nog geen 24 uur later kwam het bericht dat we verwachtten. "Als je hem nog wil zien, dan moet je nu komen." Mijn moeder bezocht hem die middag. Hij lag in bed. Totaal verzwakt. Op. Leeg. Hij vertelde dat de arts zijn verzoek wilde honoreren; rustig in slaap vallen. Weg van de pijn, de misselijkheid, het ondraaglijke dat hij zo manhaftig had gedragen. Ze hebben samen gehuild, afscheid genomen. Broer en zus.
Zoals hij het wilde, zo is het gebeurd. Vredig viel hij in slaap, in het bijzijn van zijn zoon en diens gezin. Nu slechts wachten op het onvermijdelijke moment. Want niets is oneindig.
Twee dagen heeft zijn slaap geduurd. Toen gaf zijn lichaam het op en mocht hij in alle stilte mee naar het Licht, naar de Verlossing. Weg van alle pijn. Vier dagen voor mijn verjaardag, de dag dat hij mij altijd belde om me te feliciteren. Zijn telefoontje zal ik missen. Maar de wetenschap dat hij pijnloos heeft mogen vertrekken, is het mooiste verjaardagscadeau dat ik ooit heb gehad.

vrijdag 26 juni 2015

Een nieuwe jeans

Relaxed wandel ik door de binnenstad. Het zonnetje schijnt vrolijk. Ook de temperatuur liegt er niet om. Ik krijg zowaar zin in een ijsje. Dat gun ik mezelf wel, maar eerst een nieuwe jeans kopen. Even snel, zoals dat gaat.
Jeans, spijkerbroek, geef het kind een naam. Ik loop meestal dezelfde zaak binnen, heb al jaren dezelfde maat en ben dus doorgaans snel klaar met die klus. Ik loop langs het rek en nog voordat een verkoopster me in het vizier heeft, heb ik over mijn arm hangen wat ik zoek. Spijkers met koppen, zo sla ik ze graag. Snel even het pashokje in voor de formaliteiten. Maar verhip, wat krijgen we nou? Mijn ouwe, vertrouwde maat past niet. De pijpen zijn te lang en bij mijn heupen zit-ie als een halfvolle aardappelzak. Andere lengte- en taillemaat dan. Maar die past evenmin. Krijg nou wat.
Onder de stralende, blauwe hemel loop ik naar een andere zaak. Harde muziek schalt door de ruimte. "Waarmee kan ik je helpen," vraagt een piepjonge verkoper arrogant en met een gemaakt lachje. Je zou eens kunnen beginnen met 'u' tegen me te zeggen, denk ik, maar zeg hardop dat ik een jeans zoek in die-en-die maat. Hij draait zich om en loopt naar een groot rek dat vol spijkerbroeken ligt in alle soorten en maten. Met de rug naar me toe zegt hij iets tegen me, maar door de harde muziek versta ik hem niet. "Sorry, maar ik versta niets van wat je zegt," roep ik. "Oh, sorry dan. Welk model zoek je?" Ik maak hem duidelijk dat ik in ieder geval geen skinny jeans wil. Een slim fit of een straight leg dus - wie heeft die kreten ooit bedacht? Onaandachtig drukt hij me iets in de handen en loopt weg. Hopelijk gaat-ie de muziek wat zachter zetten.
Mijn maat. Mijn model. Moet passen. Maar wat schetst mijn verbazing als ook deze alles doet behalve passen. Ben ik nou groter geworden? Of kleiner? Of dikker? Of dunner? Ik loop terug naar het rek, waar de jongeman nonchalant vraagt of de broek lekker zat. Nee dus. "Oh, maar dan helpt mijn collega je wel even verder. Dag." En meneer verdwijnt even snel als hij verscheen. De verkoopster die naast me staat, vraagt onhandig wat ze voor me kan betekenen. "Niets," zeg ik en loop geïrriteerd naar buiten.
Het pasritueel gaat op vrijwel exact dezelfde manier nog vier winkels verder. Of de broeken zijn te groot, of te klein, of te wijd, of te weet-ik-wat. Ik word er verdomd chagrijnig van.
Met bijna knikkende knieën, hangende schouders en de moed der wanhoop nabij loop ik de volgende winkel binnen. Ook hier alle soorten en maten, inclusief de maten die ooit de mijne waren. Een vrouwenstem vraagt vriendelijk waarmee ze me kan helpen. Op mijn antwoord plukt ze rap een paar broeken uit het rek. "Hier zit zeker iets bij wat je past," zegt ze gedecideerd. Ik verdwijn verveeld in het zoveelste pashok van vanmiddag. De eerste drie broeken passen niet. Totaal niet zelfs. Het verbaast me niet eens meer. Maar de derde past. Het zal toch niet waar zijn? Ik val bijna om van verbazing. Zeker als ik zie dat de maat totaal niet de maat is die ik altijd had.
"Wat vind je van de kleur? 't Kan donkerder, lichter. Of dit, of dat, of zus-en-zo." Maar ik besluit eieren voor mijn geld te kiezen. "Ik neem deze. Die bevalt me." Terwijl ik het zeg, merk ik dat ik zelfs weer glimlach.
Buiten haal ik opgelucht adem. In dat ijsje heb ik geen zin meer. Alhoewel... Bij 's werelds grootste hamburgergigant scoor ik een joekel van een milkshake. Vermoeid fiets ik naar huis. Maar de zon schijnt nog steeds. En ik heb een nieuwe jeans!

woensdag 22 april 2015

Nieuwe schoenen

Het is druk in de straat, maar precies voor de deur vind ik een plekje waar ik de auto kan parkeren. Nieuwsgierig kijken twee paar kinderoogjes naar de schoenenzaak. Ik geef toe, die ziet er van buiten best oubollig uit. Of stoffig, hoe je 't benoemen wil.
We stappen uit. "Gaan we hier nieuwe schoenen kopen?" Ja, zeg ik tegen het grote kleine meisje, dat me vragend aankijkt. "Als ze iets leuks voor jullie hebben, wel. We gaan gewoon even kijken." Buiten het zicht van de twee kleine meiden haal ik mijn schouders op. Ik weet het niet. Twee kleine meiden. De een wil prinses worden in een roze jurk, de ander wil brandweerman zijn, of soldaat, of Superman. Of iets anders wat stoer is - in haar ogen.
We stappen naar binnen. De deur piept en binnen tref ik een schemerige winkel aan. Een welhaast bejaard echtpaar kijkt me aan. De eigenaars? Zij loopt op krukken. Hij loopt iets gebogen. Dit gaat niet goedkomen, denk ik. Maar het moet gezegd, achter hun schouders zie ik een groot rek met fleurige en flitsende kinderschoenen. Mijn vrouw en ik wisselen kort een blik uit. Ja, we laten ons maar eens verrassen.
Ik leg het echtpaar uit wat we zoeken voor de twee dametjes. Ze begrijpen de boodschap en gaan aan de slag. Zij hobbelt naar het rek en bekijkt wat prinsessen en supermannen zoal leuk zouden kunnen vinden, terwijl hij ondertussen gedreven de schoenmaten van de kinderen opneemt. Uiteraard niet zonder eerst een glazen pot met snoepjes te presenteren.
Ik zie vier oogjes die beginnen te glinsteren, mondhoeken die omhoog gaan. Winegums smakkend trekken ze hun schoenen uit en voordat ik het weet, rollen er twee schoenmaten uit de bus.
Tijd om te passen, kleur te bekennen en een rondje door de zaak te paraderen. Hoe langer het duurt, hoe leuker ze het vinden.
Gaandeweg heeft ook het kleine jongetje zich gemengd in het schoenenfeest van zijn grote zussen. Hij zit bovenop een pluchen leeuw en moedigt zijn zussen vrolijk aan als zij hun testrondjes door de winkel lopen met steeds andere schoenen aan hun voeten. Ze lachen steeds luider. De grote passpiegel weerspiegelt steeds meer gekke bekken.
Het prinsesje valt al snel voor een paar rappe roze stappers, terwijl Superman nog even twijfelt tussen groene en donkerblauwe stoere stampers. Tja, wat doe je dan. "Superman zou het wel weten," fluister ik in haar oor, waarna ze snel beslist.
Als het tijd is om de winkel te verlaten, mogen ze nog een keer gretig graaien in de snoeppot. Winegums te over. De man glundert bijna net zo hard als de kinderen en zwaait het kleine grut na als we naar buiten gaan.
We lopen terug naar de auto. "Dat was de leukste schoenenwinkel van de hele wereld," zegt het grote kleine meisje welgemeend. Kleine zus is het daar roerend mee eens. Mijn vrouw en ik kijken elkaar aan. Ik draai me nog even om en kijk naar de schemerige winkel met de piepende deur en het oudere echtpaar.
"Papa, komen we hier morgen nóg een keer nieuwe schoenen kopen?" Ik glimlach. Vooroordelen houden nooit lang stand.