donderdag 15 maart 2012

Lente

De lente is onverbiddelijk. Eenmaal begonnen, is er geen weg meer terug. Ook dit jaar weer. Terwijl ik dit typ, zit ik noodgedwongen binnen, in de ban van een ronddolende griepepidemie. Maar wat ik buiten zie, spreekt boekdelen.
De meneer met de krulletjes die dagelijks meerdere keren zijn hond uitlaat, heeft sinds een paar dagen zijn jas weer open. Net als de vriendelijke mevrouw met de hond die een knikstaartje heeft. Agenten die langsrijden, zitten opeens weer in hun hemd in de surveillance-auto. Een hardloper stoof vanochtend moedig voorbij in korte broek en T-shirt. En gistermiddag zag ik een man van middelbare leeftijd fietsen in zijn hemd, mouwen opgerold, de winterjas bovenop zijn tas onder de snelbinders. Met mijn jongste dochtertje kijk ik trouwe iedere ochtend naar het verliefde duivenkoppel dat vrolijk van tak tot tak springt in de boom naast haar slaapkamerraam.
Naar mijn idee is lente dan ook meer dan een jaargetijde. Lente is een gevoel. Een gevoel van bevrijding, een nieuwe start, nieuw leven. Dag winter! Vorige week liep ik met mijn oudste dochter naar 's lands grootste kruidenier, in het winkelcentrum om de hoek. "Kijk, papa, daar zijn bloempjes!" En verhip, even later stonden we samen vol bewondering naar een sneeuwklokje te kijken. Het keek naar ons terug, vrolijk en met de lente in de oogjes.
Astronomisch gezien begint de lente pas rond de 20e maart. Maar wie zijn ogen de kost geeft, weet dat de lente al begonnen is. Als ik met mijn knikkende griepknieën voor het slaapkamerraam sta en het gordijn voorzichtig opzij schuif, lacht de zon me fel en jeugdig toe zoals ze dat alleen in de lente doet. Alsof ze het van de wolken schreeuwt: "Ik mag weer!"
Nee, er is geen weg meer terug. Koning Winter kan weer in de mottenballen. De lente is onverbiddelijk.

dinsdag 21 februari 2012

Geef terug!

Het is een rustige vrijdagochtend. Ik ben druk met het huishouden. Op de achtergrond spelen de twee kleine meisjes. Hun schatergelach klinkt opeens dichtbij en vanuit mijn ooghoeken zie ik de blauwe loopauto voorbijflitsen. Het grote kleine meisje duwt de auto rennend voor zich uit. Kleine zusje zit erop, schaterend van pret. Bij de bocht naar de woonkamer gaat het mis. Daar maakt kleine zusje kennis met het middelpunt vliedende kracht. En met het laminaatparket.
Ik til haar op. Ze huilt, maar even knuffelen met een troostende papa helpt altijd. Een paar minuten later schieten de twee dames weer schaterend door de woning.
Met een kop koffie in de hand wacht ik rustig op de volgende valpartij. Nog voordat het kopje halfleeg is, mag ik weer opdraven om te troosten en te knuffelen. En zo gaat het nog twee keer. Ondertussen waarschuw ik het grote kleine meisje om toch maar een versnelling lager te gaan om kleine zusje nog meer valpartijen te besparen.
Een huilpartij verder besluit ik de dames te helpen. Maar dát mag niet. Het grote kleine meisje duwt me weg. "Nee, papa. Ik doe dat!"
Het zij zo. Als de laatste waarschuwing even later is bereikt, stap ik op de loopauto af en pak die uit haar handen. Ze houdt 'm stevig vast. "Maar ik ga nu rustig doen," werpt ze tegen. Het is de tweede keer dat ze dat zegt, dus hou ik voet bij stuk. Net als zij.
Als ze merkt dat ik de auto toch echt ga wegpakken, worden haar oogjes vochtig. "Dat is mijn auto! Geef terug!" roept ze. "Nee, ik ruim de auto nu op. Ik heb je vaak genoeg gewaarschuwd," zeg ik rustig. "Nee, papa! De auto is van mij! Geef terug!" Tranen biggelen over haar wangen. Het kleine zusje is ondertussen met ander speelgoed in de weer - het zal haar een worst wezen.
De auto verdwijnt achter een deur die op slot gaat. Voor een paar uurtjes. Het grote kleine meisje is ontroostbaar. "Ik wil mijn auto terug," huilt ze.
's Avonds galmt haar 'geef terug' nog na in mijn hoofd. Ze vond het zo oneerlijk. Háár auto, die pak je toch niet zomaar weg?
Nee, dat doe je ook niet. Maar bij opvoeding horen nou eenmaal regels. En die regels consequent naleven..., dat is voor het kleine grut soms net zo moeilijk als voor papa. Er komt een tijd dat ze dat begrijpt.

maandag 30 januari 2012

Tijd

Niets zo fascinerend als tijd. Onzichtbaar, maar overal aanwezig. Ongrijpbaar, maar feilloos te meten. Sinds jaar en dag heb ik er een chronisch gebrek aan. Het pijnlijke besef kwam weer eens toen ik deze weblog bekeek en tot mijn grote schrik en spijt zag dat mijn laatste blog van juli 2011 was. Als ik dit typ, is het januari 2012. Tel uit je winst.
Tijd is schaars dezer dagen. Vooral sinds ik kinderen heb, want die kosten nou eenmaal veel tijd. Kinderen, een huishouden draaiend houden, een nagenoeg voltijdse baan. Onderwerpen genoeg, inspiratie te over, maar het verstrijken van de tijd is helaas onverbiddelijk. Het schrijven van een blogje schuift dan met speels gemak snel naar de achtergrond.
Sta ik dan. Met mijn weblog die ik zo graag op gezette tijden wilde bijhouden. Laat het een goed voornemen zijn voor 2012: weer geregeld achter het toetsenbord kruipen – tijd of geen tijd – en mijn kronkels hier vastleggen voor wie ze maar lezen wil.
Eén probleem: ik hou niet van goede voornemens. Laat dit de uitzondering zijn die de regel bevestigt.